Vandaag start een nieuw academisch jaar, met een nieuwe lichting geneeskundestudenten, uitgekozen na een zorgvuldig selectieproces. Zorgt selectie voor betere studenten en, uiteindelijk, betere artsen? Of is er ook wel wat te zeggen voor ouderwets loten? Nienke Schripsema onderzocht dit.
Professoren in toga

Zo’n twintig jaar geleden – nog voor de meeste huidige eerstejaars studenten waren geboren – haalde een zeventienjarige scholier haar gymnasiumdiploma met negen vakken en een 9,6 gemiddeld. Maar aan de studie geneeskunde waar ze haar zinnen op had gezet, mocht ze niet beginnen: ze werd keer op keer uitgeloot.

Maakbare samenleving vs gelijke kansen

Hoe kan het dat iemand die zo goed is, zulke hoge cijfers heeft, niet mag studeren wat ze wil? “In het buitenland, vooral in Amerika, werd er altijd al vreemd aangekeken tegen loting”, vertelt Nienke Schripsema, die in 2017 promoveerde op onderzoek naar de selectie van geneeskundestudenten.

“Zelf geen invloed hebben op je lot, dat past ook niet erg in de Amerikaanse manier van denken, waar sterk wordt geloofd in een maakbare samenleving. Als je maar hard genoeg werkt, kun je veel bereiken – dat idee.”

In Nederland, vertelt ze, was de heersende moraal dat iedereen gelijke kansen moest krijgen. “En daar paste loting veel beter bij.” Maar de pech van de briljante, maar uitgelote scholier keerde het tij – al ging dat niet op stel en sprong.

“Eerst werd de achtplusregeling ingevoerd: iedereen met gemiddeld een acht of hoger werd zonder loting toegelaten tot de studie geneeskunde. De Erasmus Universiteit Rotterdam was vervolgens in 2001 de eerste die tien procent van de studenten aannam op basis van selectie – de overige 90 procent kwam nog via loting.”

In de jaren die volgden gingen steeds meer geneeskundeopleidingen over op een gecombineerd systeem van loting en selectie. De Rijksuniversiteit Groningen begon hier in 2009 mee: 50 procent van de studenten kon na loting beginnen met de opleiding, de overige 50 procent werd op basis van een selectieprocedure toegelaten. In de jaren erna werd het percentage dat na selectie werd toegelaten steeds verder verhoogd. Sinds 2016 is het wettelijk verplicht om alle kandidaten via selectie toe te laten, en is loting dus helemaal afgeschaft.

Sociale vaardigheden

Met de komst van de selectieprocedure rees de vraag: waar gaan we op selecteren? Schripsema: “Uit onderzoek was gebleken dat er met de kennis van artsen niet veel mis was, maar dat bij sommige artsen de sociale vaardigheden en de manier waarop zij communiceerden met de patiënt beter kon. Dus kwam dit vanaf de eerste selectiejaren aan bod.”

Tussen 2009 en 2016 was de toelating tot de opleiding geneeskunde volop in beweging, een goede periode om te onderzoeken. Schripsema kon de eerstejaars studenten in die periode onderverdelen in vier groepen: de achtplussers, die met een acht of hoger gemiddeld slaagden voor hun VWO en daarmee zonder selectie of loting toegelaten werden tot de studie; de geselecteerden, die toegelaten werden na een selectieprocedure; de loters-na-selectie, die niet door de selectie kwamen maar via loting toch aan de studie konden beginnen; en tot slot de loters, die via loting zonder selectie toegelaten.

Uit haar onderzoek bleek dat de achtplussers het beste presteerden: ze haalden de hoogste cijfers en hadden goed ontwikkelde sociale vaardigheden. “Deze studenten bleken niet alleen goed te kunnen leren, maar waren er aan gewend om hard te werken en om goed te plannen, en daar hadden ze ook als student profijt van.” 

Deelnemen aan selectie

Maar de meest opvallende conclusies: er is duidelijk verschil tussen de studenten die hebben deelgenomen aan de selectie en de loters. “Let op”, zegt Schripsema, “deelgenomen aan de selectie. Dat betekent dat ook degenen die niet door de selectie kwamen en vervolgens via loting toch aan de studie mochten beginnen, beter presteerden dan degenen die alleen via loting werden toegelaten.”

De studenten die worden geaccepteerd in de selectie zijn dus niet geschikter voor de opleiding geneeskunde dan de studenten die worden afgewezen, concludeert Schripsema. “Bij deelname aan een selectieprocedure wordt er van je verwacht dat je je huiswerk doet, je je voorbereid. Ben je bereid het werk te doen – daar gaat het in feite over. Ongeacht of je door de selectie komt of niet. In de periode waarover ik onderzoek heb gedaan, was deelnemen aan de selectie een keuze. Je kon er ook voor kiezen om je alleen voor de loting in te schrijven, het erop te wagen. Die groep bleek het minst te presteren tijdens de studie.”

Zes jaar onderwijs

Betekent dit dat ze een voorstander is van selecteren? “Nee. Selectie heeft zeker voordelen: studenten hebben meer grip op hun lot dan bij loting, en selectie heeft daardoor veel maatschappelijk draagvlak. Maar selectie gaat altijd op basis van bepaalde eigenschappen en competenties. Daardoor heeft de één een grotere kans dan de ander. De vraag is altijd: hoe zorgen we ervoor dat we niet te veel dezelfde type studenten? Want we willen liever een diverse groep studenten.”

De effecten van selectie zijn de kosten niet waard, concludeert Schripsema. Want: met selectie ga je voorbij aan het feit dat iemand zes jaar onderwijs gaat volgen “We kunnen toetsen of iemand bepaalde competenties heeft, maar waarom zou iemand die die niet heeft die niet kunnen leren? In de opleiding kun je veel meer doen dan in een selectieprocedure.” Uitzonderingen daargelaten, zegt ze, is iedereen die het VWO met het juiste profiel heeft afgerond geschikt om de opleiding geneeskunde te volgen.

Goed door een selectie komen geeft wel vertrouwen, zegt Schripsema: “De selectieprocedure is eigenlijk een soort proefstuderen. Dus ben je daar goed doorheen gekomen, dan kun je erop vertrouwen dat je de studie aankan.” Een tip aan de nieuwe studenten: “Realiseer je: het is veel werk, en er wordt veel getoetst. Wees aanwezig, bereid je goed voor en  hou het bij – dan komt het vast en zeker goed.”

En met de scholier-met-pech, de affaire die alle veranderingen in gang zette? Met haar kwam het ook goed. Ze kon via een omweg toch beginnen aan de studie geneeskunde en is nu hoogleraar Radiologie en Epidemiologie aan het Erasmus UMC in Rotterdam.