Ze weet nog precies wanneer het was: tijdens een congres in 2005 in het zuiden van het land. Daar kreeg verpleegkundig specialist Anda Hazenberg een ingeving waardoor patiënten die thuisbeademing nodig hebben, niet eerst een week in het ziekenhuis hoeven te liggen.
A. Hazenberg

‘Sommige mensen kunnen door een spierziekte, ernstig overgewicht, COPD of andere aandoening, niet goed ademhalen. Die hebben thuisbeademing nodig waarbij een machine lucht in hun longen blaast. Om patiënten daar goed op in te stellen, moesten ze een week in het ziekenhuis worden opgenomen. Met een slangetje in hun slagader controleerden we dan het zuurstof- en koolstofgehalte in het bloed. Maar zo’n slangetje is niet prettig en de patiënt moest er een nacht voor op de intensive care liggen. Dus toen ik voor mijn opleiding tot verpleegkundig specialist een onderzoek moest doen, ging ik testen of dat slangetje vervangen kon worden door een sensor die je aan de oorlel bevestigt. Het bleek een prima alternatief. 

Omdat ik geïnteresseerd ben in dit soort technische dingen, ging ik in 2005 naar een eHealth congres. Een onderzoeker van TNO vertelde er over telemonitoring. Dat was toen helemaal nieuw. Hij legde uit dat patiënten dankzij deze nieuwe techniek thuis kunnen dialyseren en meteen dacht ik: dit is ook iets voor ons! Want als we de oorsensor zouden kunnen combineren met telemonitoring, dan konden we patiënten thuis instellen op de beademing. Dat is veel fijner voor ze want thuis hebben ze vaak allerlei aanpassingen zodat ze zichzelf kunnen redden, terwijl ze in het ziekenhuis overal hulp bij nodig hebben en soms niet eens naar de wc kunnen.  

Na afloop van het congres ben ik meteen op de man van TNO afgestapt. Die reageerde enthousiast en terug in het UMCG heb ik mijn idee besproken met mijn afdelingshoofd Peter Wijkstra. Met TNO zijn we aan de slag gegaan en hebben we de EOLUS-studie opgezet. Waar ik toen in terecht kwam… een totaal andere wereld. Ik moest met stakeholders praten, subsidies regelen, statistiek leren en een cursus English writing volgen, terwijl talen me niet zo goed liggen.   

Samen hebben we van alles uitgeprobeerd en uitgedacht. Heel leuk was dat. Zo heb ik voor patiënten thuis een trolley laten bouwen voor de beademingsapparatuur en laptop met alle verbindingen, en TNO zocht uit hoe we de gegevens in het UMCG konden uitlezen. In 2008 was het dan eindelijk zo ver dat ik de eerste patiënt, met wie ik nog steeds contact heb, thuis kon instellen op de beademing. Het ging helemaal zoals ik hoopte. Aan de keukentafel kon ik rustig alles uitleggen aan de patiënt en haar ouders. De patiënt was heel blij dat ze geen week naar het ziekenhuis hoefde. Ook bespaart het veel geld; €3.000 per patiënt.  

Inmiddels ben ik gepromoveerd op het onderzoek. Wie had dat kunnen denken. Ook geef ik nu zelf lezingen op congressen. De ene keer breng ik er iets, de andere keer haal ik er iets. Ik praat er met anderen, kijk waar kansen liggen om de zorg voor patiënten te verbeteren.’ 

Eureka!

Ziet een wetenschapper met een goed idee nou op één moment het licht? Meestal niet. Meestal krijgen goede ideeën of uitvindingen pas vorm, als je met veel slimme mensen samenwerkt. In de rubriek Eureka! vertellen onderzoekers over de momenten dat ze dachten: 'Ik heb het gevonden!' Elke acht weken is er weer een nieuw verhaal.